De gemeente Leiden heeft de route bepaald voor een circulaire openbare ruimte. Na een materiaalstromenonderzoek zijn voor de verschillende domeinen circulaire routekaarten bepaald. Marijn Sauer en Danny Boers van de gemeente Leiden vertellen er meer over.
“We hebben in 2020 een strategisch- en uitvoeringsprogramma circulaire economie vastgesteld om een doorvertaling te maken van de circulaire ambities van de gemeente”, begint Marijn Sauer, beleidsadviseur circulaire bouw van de gemeente Leiden, te vertellen.“Alle gemeentelijke bouwprojecten, waar we zelf het opdrachtgeverschap van hebben, willen we vanaf 2023 honderd procent circulair uitvragen. Dat is inhoudelijk en procesmatig best complex, dus je zult daar structuur in moeten aanbrengen. We hebben gekeken naar de projecten waar we opdrachtgever van zijn; wat zijn de milieueffecten van deze projecten en welke rol spelen wij daarin. Toen bleek wel dat de openbare ruimte een aspect is waar we veel invloed op hebben en waar nog veel te winnen is.”
De gemeente liet ingenieursbureau Tauw vervolgens een onderzoek doen naar alle materiaalstromen in de Leidse openbare ruimte. “De materiaalstromen die door een stad ‘stromen’ en de wijze waarop deze worden verwerkt in objecten, gebruikt en beheerd, gesloopt en verwerkt tot afval of grondstof, kan veel vertellen over de mate van circulariteit van dat systeem. Om de materiaalstromen van de openbare ruimte van gemeente Leiden in kaart te brengen is een Material Flow Analysis (MFA) uitgevoerd. Dit is een wetenschappelijke methode voor het in kaart brengen van in- en uitgaande materiaalstromen voor een specifieke tijdsperiode en afgebakend systeem, in dit geval de gemeente Leiden. In de methode worden de assets van de verschillende beheerdomeinen die de komende 10 jaar worden gebouwd, gesloopt of aangepast geïnventariseerd. Daaropvolgend worden de materiaalsamenstellingen (bijvoorbeeld 70 procent beton, 20 procent staal en 10 procent hout in een brug van 800 ton) van deze assets in kaart gebracht. De materiaalsamenstellingen worden vermenigvuldigd met de assets die worden gebouwd of gesloopt. Toekomstige materiaalgebruik en vrijkomen van materialen kunnen zo worden voorspeld op basis van het bouwjaar en de levensduur of bouw, renovatie of beheerplannen”, zo staat beschreven in het onderzoek.
Stappen zetten
In samenwerking met zo’n 60 gemeenteambtenaren door de hele organisatie heen, het beleidsteam circulaire bouw en Tauw, zijn er aan de hand van het materiaalstromenonderzoek routekaarten ontwikkeld om per gemeentelijk domein van de openbare ruimte circulair inkopen in de praktijk te brengen. De domeinen zijn kunstwerken & walmuren, riolering, water, groen, verhardingen en verlichting, straatmeubilair en spelen. De routekaarten beschrijven wat honderd procent circulairinkopen betekent per domein, welke procesmatige en generieke stappen gezet moeten worden en hoe circulair inkopen vertaald wordt naar projectniveau. Sauer: “Daarnaast benoemen de routekaarten ook voor iedere stap in dit proces één trekker waardoor er altijd iemand hoofdverantwoordelijk is voor de uitvoering van de actie. Op deze manier kunnen we als gemeente echt stappen zetten. Nadat alle materiaalstromen per beheerdomein in kaart zijn gebracht hebben we ook gekeken naar het ideale plaatje voor de toekomst. Hoe kun je dat terugbrengen naar 2023 met reële en haalbare doelen maar ook met een goede dosis ambitie? Om te beginnen is dan van belang om te bepalen wat je als gemeente verstaat onder honderd procent circulair uitvragen”, zegt Sauer. De gemeente Leiden heeft de volgende definitie bepaald: “Voor alle nieuwe aanvragen en aanbestedingen voor alle domeinen gebruiken de circulaire ontwerpprincipes van het ministerie van IenW en de Ladder van Lansink. Dat begint met projecten niet uitvoeren en dat eindigt ermee dat je de reststromen goed benut. Voor ieder project kiezen we twee van de acht principes uit”, vertelt adviseur strategisch asset management Danny Boers.
Meeste effect
De gemeente is er in de openbare ruimte niet alleen voor dagelijks beheer, maar is ook vaak de opdrachtgever van grote vervangingen. Circulaire keuzes moeten dan zo vroeg mogelijk in het proces worden gemaakt, stelt Boers. “Wij vinden dat je het meeste effect kunt hebben als je zo vroeg mogelijk in het project de juiste circulaire beslissingen neemt. Dan ben je met inkopen eigenlijk al te laat, omdat er dan al keuzes bepaald zijn. Bestekken zijn dan vaak al geschreven of ontwerpen al opgesteld. Er zit nog een wereld voor waar je kunt besluiten om een project helemaal niet uit te voeren of enkel te renoveren. We hoeven niet aan een aannemer voor te leggen om materialen te hergebruiken als we dat als gemeente zelf al kunnen beslissen. Wat we wel bij onze aannemers voorleggen is dat ze moeten aanhaken bij onze principes. We zijn onderdeel van het Betonakkoord en we zitten bij de Beton- en Asfaltketen van BouwCirculair. Daar wordt gewerkt met een moederbestek waarin standaard principes zijn opgenomen. Deze verwerken wij ook in onze bestekken.”
Circulair beheer
“We hebben met de afdeling beheer een actieplan geschreven”, vervolgt Boers. “In 2030 moeten we vijftig procent van de grondstoffen besparen. Om dat te bereiken richten we ons niet op de kleine materiaalstromen, want dat levert te weinig op. We richten ons met name op de hoofdmateriaalstromen. Uit de (MFA-)analyse blijkt dat we de meeste winst kunnen halen op beton en asfalt. Het percentage gerecycled beton en asfalt moet daarom de komende jaren fors omhoog. We hebben daarbij ook de markt nodig. We willen als gemeente de markt uitdagen om met innovaties te komen die ervoor zorgen dat we in 2030 50 procent minder grondstoffen verbruiken. Dat kan door een wisselplaats zijn waar materialen worden opgeslagen, maar ook door het materiaal direct te hergebruiken. Daarnaast gaan we verschillende pilotprojecten draaien vanuit het Betonakkoord. Zo moeten er bijvoorbeeld kademuren worden hersteld in de gemeente. Voor deze proef maken we daarbij gebruik van nieuwe en duurzame mengsels om te bekijken of deze in de praktijk voldoen.”
Wethouders Fleur Spijker en Yvonne van Delft (beide gemeente Leiden) bij de circulaire brug die de gemeente Leiden heeft overgenomen van gemeente Veenendaal
De bestaande principes, die bijvoorbeeld beschreven staan in het handboek openbare ruimte, worden de komende jaren vaker terzijde geschoven om circulariteit mogelijk te maken, verwacht Boers. “Als wij straten herinrichten liggen er al veel dingen vast in het handboek openbare ruimte. In het handboek staat een bepaalde materialisatie voorgeschreven, maar dat is vaak strijdig met honderd procent hergebruik van wat er al in de straat ligt. Zeker als er gebruik gemaakt wordt van gebakken materiaal, wat goed herbruikbaar is. Als er keiformaten in liggen en het handboek schrijft een iets kleiner formaat voor, dan verwacht ik dat we in de toekomst vanuit circulariteit het doel aanpassen. Dat is ook nodig om de honderd procent circulariteit in 2050 te halen. Je kunt voor het ontwerp dan niet steeds wat anders gaan bedenken. Als we circulair willen zijn zullen we daar bij onze keuzes rekening mee moeten houden.”
Krachten bundelen
Sauer komt tot slot nog met een oproep voor overheden: “Een van de dingen die belangrijk gaat zijn in de transitie naar een circulaire economie is dat de ondernemers en aannemers ook op een andere manier moeten gaan werken. Er zijn maar een paar momenten waarop een bedrijf nieuwe investeringsrondes doet. Als wij als overheid ons niet bundelen en steeds op een andere manier blijven uitvragen, dan weet de markt ook niet goed waar ze aan toe zijn. Ik wil een oproep doen aan overheden om zich bij grote materiaalstromen aan te sluiten zoals het Betonakkoord. Als we samenwerken en op een eenduidige manier een uitvraag doen naar de markt, dan kan de markt ook sneller reageren op ons. Daar is iedereen mee geholpen”, besluit Sauer die tijdens het congres meer komt vertellen over de Routekaarten Circulaire Openbare Ruimte.