Met een circulariteitsindex verduurzaamt Tilburg haar beheer van de openbare ruimte

Met een circulariteitsindex verduurzaamt Tilburg haar beheer van de openbare ruimte

Snoeien zonder aanhanger? Bladeren niet opruimen maar laten liggen? Het zijn overwegingen die voortvloeien uit de opzet van de Circulariteitsindex van de gemeente Tilburg en haar groenaannemers, in hun streven om bij het beheer van de openbare ruimte in 2028 alle afvalstromen circulair te verwerken. Marieke van Schendel (gemeente Tilburg), Pieter Janssen (Vebego Groen) en Merijn Doornink (2BHonest) vertellen over de index. "Het doel is niet het meten van circulariteit ‘an sich’, het is een middel om het morgen beter te doen." 

Er is bedrijvigheid alom in Tilburg, er wordt veel gebouwd, vernieuwd en vergroend. Om een stad te zijn waarin inwoners gezond en gelukkig kunnen leven, is de gemeente daarbij aan de slag met de energietransitie, met verduurzaming van de woon- en werkomgeving, met groen in en om de stad, mobiliteit en de openbare ruimte. Circulariteit is daarbij een van de knoppen waaraan gedraaid kan worden om natuurlijke hulpbronnen te behouden en de ecologische voetafdruk te verkleinen. Tilburg wil daarom in 2045 volledig circulair zijn en qua beheer alle reststromen in 2028 circulair verwerken.

Dat de bal daarbij aan de voeten van de gemeente ligt, lijkt evident. Want, zo weet Marieke van Schendel, Assetmanager Spelen en Straatmeubilair bij de gemeente Tilburg, gemeenten hebben met de aanbesteding van contracten een cruciaal wapen in handen om de transitie aan te jagen. Maar ze kan dat niet alleen, het is een samenspel. “We zijn een regiegemeente”, zegt van Schendel. “We hebben het beheer en onderhoud uitbesteed en hebben onze onderhoudspartners echt nodig. En die hebben de handen ineengeslagen om te kijken hoe zij dat voortzetten en Tilburg daarbij ondersteunen.”

Natuurlijk beheer als uitgangspunt

Die samenwerking liep al langer binnen het programma Natuurlijk Beheer Openbare Ruimte, de kapstok van de nieuwe index. In die samenwerking is vanuit The Natural Step natuurlijk beheer omarmd: een aanpak waarin de bloeiende natuur en het welzijn van de inwoners centraal staan, een schone en gezonde leefomgeving voor mens, dier en plant. Van Schendel: “Dat kan alleen door samen met de onderhoudspartners op te trekken. En door bij het beheer van de openbare ruimte zuiniger te zijn op groen, ecologisch en minder te maaien, blad vaker te laten liggen en materialen en afval hoogwaardig te hergebruiken.”

De gemeente legde hiervoor eisen op tafel bij haar langjarige groenonderhoudpartners Vebego Groen, Groen Xtra en Dobro. Die staken de koppen bijeen om te kijken waar ze aan moesten voldoen en spraken af waar ze - op relevante maatschappelijke thema’s waarover nog geen beslissing was genomen – wat extra konden doen. Dat werden de thema’s bodem, diversiteit, samen/beleef en circulariteit. Binnen het thema circulariteit wordt de Circulariteitsindex ontwikkeld.

“Het meten van circulariteit is complex”, stelt Pieter Janssen, duurzaamheidsadviseur bij Vebego Groen. “Je ziet dat in veel sectoren bedrijven hiermee bezig zijn. Uiteindelijk willen we een index ontwikkelen die breed toepasbaar is, zodat we zoveel mogelijk positieve impact kunnen maken.” Besloten werd om 2BHonest in te schakelen, een adviesbureau op het gebied van klimaat en circulariteit. Zij hadden voor bierproducent Royal Swinkels al eerder een circulariteitsindex opgesteld. “Dat was weliswaar voor een producerend bedrijf”, legt Merijn Doornink van 2BHonest uit. “Maar de opzet ervan en de visie erachter paste erg goed bij die van de gemeente Tilburg en de groenaannemers.”

Met een circulariteitsindex verduurzaamt Tilburg haar beheer van de openbare ruimte

*Energie: Brandstof (benzine/diesel), elektriciteit en waterstof

Index met drie pijlers

Die Circulariteits Index Openbare Ruimte (CIOR) van Tilburg en de groenaannemers meet en verbetert de mate van circulariteit in het dagelijks beheer van de openbare ruimte en leunt op drie pijlers: circulaire inkoop (machines, gereedschap, materialen, werkkleding), circulair beheer (energie, water) en circulair verwerken (groen, grondstoffen, materialen, materieel, rest- en veegvuil).

Die pijlers worden één voor één in grofweg drie stappen opgetuigd: eerst wordt binnen de huidige situatie de circulariteit in subcategorieën gedefinieerd en vervolgens worden de bijbehorende scores en weging bepaald: van nul (niet circulair) tot 100 (volledig kringloop). Daarna vindt de pilotfase plaats waarbij in een nulmeting de huidige scores worden vastgelegd en de mogelijke verbeteracties worden gesignaleerd. In stap drie vindt jaarlijks monitoring plaats: wat leveren de acties op en waaraan kan verder gesleuteld worden om de circulariteit op te voeren?

Doornink: “In de pijler Verwerken hebben we bijvoorbeeld alle reststromen in kaart gebracht die voortkomen uit het beheren van de openbare ruimte En we hebben gekeken hoe die verwerkt worden. Daar hangen we een bepaalde score aan en het gewicht daarvan wordt bepaald door de tonnages. Dus je kunt het groene afval bijvoorbeeld heel circulair verwerken, maar als dat om kleine hoeveelheden gaat, weegt het minder zwaar mee. Dat principe passen we toe op alle pijlers. Bij inkoop van het materiaal dat we gebruiken bij het beheer, kijken we dan naar het aantal stuks en euro’s en hoe de circulaire principes worden meegenomen in die stroom. Onder andere of er gerecycled materiaal in zit, het repareerbaar is, wat er aan het einde van de levensduur mee gebeurt.”

Met een circulariteitsindex verduurzaamt Tilburg haar beheer van de openbare ruimte

De praktijk van het verwerken

Tilburg startte met de pijler Circulair Verwerken. Janssen: “We hebben verschillende reststromen bij het beheer van de openbare ruimte, denk bijvoorbeeld aan snoeiafval, zwerfafval of veegvuil. We hebben alle reststromen in kaart gebracht en het volume ervan bepaald. Zo kwamen we tot de twee meeste relevante reststromen: blad- en snoeiafval en zwerfafval. Waarbij we bij blad- en snoeiafval zelf veel invloed hebben op het circulair verwerken van de stroom. Bij het zwerfafval zullen we aan de hand van keteninitiatieven de circulariteit moeten gaan verhogen. Denk dan aan oplossingen om afval te voorkomen of circulair te verwerken.”

Bij het Verwerken zijn de samenwerkende partijen inmiddels het verst gevorderd; bij stap drie, waarin ze momenteel - na het invoeren van enkele acties - de eerste meting na de nulmeting uitvoeren. Bij het inkopen moet komende zomer de nulmeting klaar zijn en kunnen de acties op die pijler bepaald worden. Daarna gaat ook de nulmeting voor de beheerpijler van start.

Janssen: “De tijdspaden zijn lastig te bepalen, er ligt geen kant-en-klare index. Je moet bedenken hoe je het invult: hoe definiëren we circulair inkopen, meten we wat we willen meten, wat hebben we daar dan straks aan? Wat hebben we nodig van aannemers en partners en welke wegingsfactoren hangen we daar dan aan? De puntjes moeten echt op de i voor je aan dataverzameling gaat beginnen. Daar moet je goed over sparren voor je naar de leveranciers toegaat, dat wil je in één keer goed doen. Ook om draagvlak te creëren.”

Een van de dingen die uit de CIOR naar voren komt, is dat we onbewust al met circulaire oplossingen bezig zijn, meent Janssen. De duurzaamheid blijkt er deels al ingebakken. “Denk bijvoorbeeld aan dat we daar waar het kan minder vaak maaien, wat niet alleen zorgt voor minder afval en CO2-reductie, maar ook beter is voor de biodiversiteit. Zo zie je dat het duurzaamheidsideaal soms nog in strijd is met wat mensen als het schoonheidsideaal ervaren – strak gemaaid gras, lekker kort. We proberen de partijen om ons heen, zoals omwonenden, hierin mee te nemen en bewustwording te creëren.”

Met een circulariteitsindex verduurzaamt Tilburg haar beheer van de openbare ruimte

En er ontstaan nieuwe initiatieven, vervolgt hij. “Zoals bij ons het snoeien-zonder-aanhanger. Dan kijk je ter plekke of je het snoeiafval een tweede bestemming kunt geven. Bijvoorbeeld door ter plekke een afrastering van takken te maken langs wandelpaden. Het is eigenlijk een gedachtegang in transitie, waarbij initiatieven oppoppen. Dat werkt aanstekelijk en inspireert. Het is een soort vliegwiel dat ook andere partijen kan aanzwengelen.”

Of circulair groenbeheer ook duurder is, durven de drie niet te zeggen. “We gebruiken de R-ladder op de achtergrond en Refuse is de hoogste trede. Dus door iets niet te doen, zoals blad laten liggen bijvoorbeeld, kun je ook weer kosten besparen”, zegt Janssen. “Bij inkoop kan het wel een issue zijn als je bijvoorbeeld je machinepark wil elektrificeren”, vult Doornink aan. “Aan de andere kant kun je ook weer besparingen vinden door repareerbaar gereedschap met een langere levensduur te gebruiken.”

Zo blijft de CIOR een ontdekkingstocht, wat ook het doel is. “Het doel is niet het meten van circulariteit ‘an sich’, het is een middel om het morgen beter te doen”, zegt Janssen. “Het is bovendien allemaal nog steeds in doorontwikkeling. Het moet uiteindelijk standaard worden dat mensen het meenemen in hun verwerkingsstromen, dat ze erover nadenken hoe ze dat beter circulair kunnen doen. En dat dan vertalen naar werkprotocollen die de groenpartijen aan hun mensen meegeven. Er zitten veel stappen tussen tot je daar bent, maar zeker op de pijler Verwerken zijn we op de goede weg.”

Bron: Straatbeeld

permalink

Naar het overzicht

Terug naar boven